Het zijn niet alleen maar architecten en stedenbouwkundigen die tegenwoordig bepalen hoe steden eruitzien. Maak kennis met Nikki Gonnissen en ontdek hoe je het logo van de Olympische Spelen uit 1968 herkent in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam en een architectenkantoor in Amsterdam.
Integrale samenwerking verrijkt de stad

Beeld versus architectuur: het ontwerp voor het Holland Festival domineert het Leidseplein in Amsterdam (foto: Maurice Boyer).
Nikki Gonnissen is medeoprichter van thonik, een grafisch ontwerpbureau dat visuele identiteiten ontwikkelt die je terugziet in uitingen als supergraphics, architectonisch ontwerp en bewegwijzering. Ongemerkt ben je ze vast al vaker tegengekomen, zeker nu ‘beeld’ steeds meer onze steden domineert. De grafische ontwerpen vormen een verlengstuk van de identiteit en strategie van tal van organisaties in de (meestal) publieke sfeer, zoals musea, media en overheden. Het design van thonik moet er volmaakt en logisch bij passen. Weliswaar is Gonnissen in hart en nieren grafisch ontwerper, maar even graag gaat ze met opdrachtgevers en gebruikers aan tafel om samen te komen tot een visuele expressie van een organisatie. De architectuur hoort daar ook bij, aldus Gonnissen.
“Wij werken veel samen met architecten. Dertig jaar geleden was een gebouw nog echt ván de architect; daar mochten wij niet aankomen. Op geen enkele muur, vloer of plint mocht iets gebeuren en dat is veranderd. Bij het verticale logo op de gevel van de Openbare Bibliotheek Amsterdam duurde het echter toch vijf jaar, voordat we daarvoor toestemming kregen. Het is een kwestie van goed en veelvuldig samenwerken en ervoor zorgen dat ons werk goed aansluit op het gedachtegoed van de klant.”
Thonik werkt meestal voor organisaties die bijdragen aan een maatschappelijke, culturele of ecologische verandering. Gonnissen: “Wij engageren ons echt met de mensen en projecten waarmee we samenwerken. Thema’s die ertoe doen en waarbij niet geld of macht centraal staan, maar vooruitgang voor iedereen.” Uiteindelijk zijn het niet de minste opdrachtgevers waarvoor thonik werkt: van de VPRO en de gemeente Amsterdam tot het Holland Festival en de Dutch Design Week. Zeker in de culturele sector kan je ze niet missen.
Mexico 1968
Als ultieme inspiratiebron en anker voor haar werk benoemt Gonnissen het iconische design van de Amerikaanse grafisch ontwerper Lance Wyman voor de Olympische Spelen van 1968 (Mexico-Stad). Het gestreepte ontwerp dat daar veelvuldig werd toegepast, sijpelt vaak door in ontwerpen van thonik en ook in het eigenzinnige ontwerp van het thonik-kantoor aan de Wibautstraat (overladen met nominaties en prijzen; foto onder).

Over de keuze en fascinatie voor het gestreepte ontwerp zegt Gonnissen: “Het werk van Wyman voor de Spelen in Mexico beperkte zich niet tot een enkel logo. Het betrof een complete beeldtaal, die ook werd toegepast op kledingstukken, postzegels, pleinen en architectuur. Er was daar geen geld voor nieuwe stadions, maar met zijn overkoepelende, door lijnen gedomineerde ontwerpen heeft Wyman alles met elkaar weten te verbinden.”
“Wyman kwam tot zijn design”, vervolgt Gonnissen, “nadat hij plotseling herkende dat de cirkels in een 6 en 8 terugkomen in de 5 Olympische ringen, die alle werelddelen met elkaar verbinden. Daarmee is hij aan de slag gegaan en bedacht dat die cirkels beter aangezet moesten worden, met niet één lijn, maar drie. Bovendien legde hij daarmee ook een link met de oorspronkelijke Mayacultuur, waar de afbeeldingen van figuren vaak omgeven worden door lijnen. Bovendien zag hij een relatie met zijn woonplaats New York, in een tijd van psychedelica, drugs en popart. Het is zo knap dat hij al die verbindingen tussen mondiaal en lokaal en tussen kunst en sport heeft weten te leggen. Zo werd het een design voor de hele wereld.”
Boijmans Van Beuningen
Het werk van Wyman is zo’n grote inspiratiebron geweest voor Gonnissen, en haar partner Thomas Widdershoven, dat we het dus vaker terugzien in ander werk van thonik. Het font, de Mexcellent, bleek vrij verkrijgbaar en was tevens de basis van het font dat al langer werd gebruikt door Museum Boijmans Van Beuningen. Daar borduurde thonik op voort door de Mexcellent uit te werken tot een ronder lettertype met drie lijnen. Dat werd vervolgens breed en daardoor herkenbaar ingezet, afgezien van de museumnaam zelf, want dat werd onleesbaar.

We zien dit ontwerp ook terug in de naam van het nieuwe Depot (maar dan met vijf lijnen), in tal van grafische ontwerpen in beide gebouwen en op aankondigingen van tentoonstellingen, zodat je meteen herkent wie het organiseert. Gonnissen: “Op affiches verbinden we de drielijnsletter altijd met de inhoud van de expositie. Het ontwerp reageert op de kunst, ook in kleurkeuze. Een tentoonstelling over oude etsen krijgt dan een affiche met een heel dunne, grijze typografie.” Het gestreepte ontwerp werd uiteindelijk zo’n krachtig symbool van verbinding en van het eigen werk, dat het ook het kantoor van thonik zelf domineert.
Straatbeeld
In dit laatste geval weet het grafisch design de uitstraling van een gebouw aanzienlijk te versterken. In het straatbeeld staat architectuur echter juist onder druk door ‘beeld’, aldus architect Vincent van der Klei, in Stedebouw & Architectuur. Het zijn communicatie en commercie, uitgedrukt in reclames en TikTokrijen, die op straat steeds meer de boventoon voeren.
Gonnissen: “Daar ben ik het wel mee eens. Je ziet meer en meer media, social media en reclame met aandacht voor commerciële boodschappen, en steeds minder grafische cultuur. In de tijd dat er minder commercie was, zag je op posters en abri’s veel meer culturele uitingen. Iedereen is tegenwoordig ontwerper, ook door AI en alle beschikbare tools, maar daarbij gaat het toch weinig over grafische cultuur. Daarom proberen wij ons vooral te engageren met organisaties als theaters en musea, omdat kunst en cultuur altijd een weerspiegeling zijn van de samenleving. Culturele en sociaal-maatschappelijke boodschappen verrijken juist het straatbeeld, terwijl de commercie dingen plat slaat en alleen maar gaat over spullen en consumeren.”
.jpg)
Museum M+
Een sterk voorbeeld van de dominantie van visuele uitingen in de stad zag Van der Klei terug in het werk van thonik voor Museum M+ in Hong Kong (ontwerp van Herzog & de Meuron). Hij kon er ook bewondering voor opbrengen, omdat M+ bij de opening van het museum als het ware het straatbeeld kaapte. De façade van het immense gebouw beschikt over een led-wand, die van grote afstand zichtbaar is. In plaats van commerciële uitingen, die ongetwijfeld veel geld opbrengen, worden daarop louter culturele uitingen getoond.
Gonnissen: “De directeur van het museum dacht aan het gebruik van grijstinten, zoals toegepast in het gebouw zelf en alles wat ze deden, tot aan de jaarverslagen toe. In Hong Kong zie je echter veel neon communicatie en felle kleuren en daarmee moet je de competitie aangaan. Daarom hebben wij er een concept tegenover gezet met een kleurenpalet van middentonen. Dus geen geel, want dat is te licht, en geen rood, dat is te donker, maar kleuren die samen vijftig procent grijs zijn als je er een zwartwit foto van zou maken. Je kunt dan heel veel kleuren uit het kleurenspectrum gebruiken. In de stad pak je daarbij de felste kleuren, zodat het er heel erg uitspringt. En waar je beheerst wilt communiceren, in het museum zelf of met merchandising, gebruik je rustigere combinaties van tinten. Dat biedt veel mogelijkheden om te werken, is toch één kleurenfamilie en levert een heel onderscheidend ontwerp op. Heel Hong Kong kreeg zo te weten dat dat prachtige museum openging en dat was goed te zien aan de enorme bezoekersaantallen.”
Welstand

Deze opvallende beheersing van het straatbeeld speelde ook bij de realisatie van het eigen kantoor, ontworpen door partner Thomas en Arjan van Ruyven (MMX architecten). Aanvankelijk was de Welstandscommissie in Amsterdam ‘fel tegen’, maar uiteindelijk sierde het gebouw zelfs het jaarverslag van die dienst. Gonnissen tot slot: “Hun mening kantelde toen we lieten zien waar het ontwerp vandaan kwam en wat er gebeurt als je met liefde en overtuiging iets maakt dat verder reikt dan vorm alleen. Wanneer architecten, ontwerpers en stedenbouwkundigen samenwerken vanuit een gedeelde visie, ontstaat iets dat de stad verrijkt: een plek die open is, uitnodigt en bijdraagt aan een diverser en levendiger straatbeeld. We geven het gebouw bewust terug aan de stad, met publieke programma’s zoals debatten, en met een transparant ontwerp waar mensen gemakkelijk naar binnen kunnen. Het is geen gesloten statement, maar een levend onderdeel van de buurt. Zo kaap je het straatbeeld niet, maar voeg je er iets wezenlijks aan toe.”
Bron: Stedebouw & Architectuur
Tekst: Ysbrand Visser
Bij het thema van dit artikel betrokken organisaties
Meer artikelen met dit thema
Handboek Stedelijke Gebiedstransformatie
Een handboek met geleerde lessen uit acht jaar stedelijke transformatie.
Ontdek gezonde leefomgeving met nieuwe maatstaf
Donderdag vindt tijdens het tweede Blue Zone Festival de lancering plaats van de Blue Zone Festival Score.…
Zorgvuldige inpassing in uniek beschermd landschap
Ga mee op excursie naar Droogmakerij de Beemster en ontdek hoe je in dit UNESCO Werelderfgoedgebied honderden…
Placemaking zet een gebied op de kaart
Job Keja (Skonk.) wordt door projectontwikkelaars en architecten gevraagd om openbare ruimtes aantrekkelijker,…
'De publieke ruimte wordt steeds meer geënsceneerd'
“Onze verhouding tot ruimte schuift langzaam op. De stad wordt decor. Geoptimaliseerd voor vermaak, toerisme,…
Ontdek mijlpaal van metamorfose centrum Tilburg
Maak het ook mee: een excursie met alle ins en outs over de herinrichting van de binnenstad van Tilburg. Over…
Steenderen pakt aan en krijgt een plein om trots op te zijn
In de Achterhoek is de auto vaak nog heilig, zo ook in Steenderen in de gemeente Bronckhorst. Toch veranderde…
Essaybundel Fysiek volgt sociaal
In de essaybundel Fysiek volgt sociaal delen negen auteurs elk een visie op de leefomgevingen van morgen.…